woensdag 15 februari 2012

Hoe valt het determinisme te rijmen met vrije wil en verantwoordelijkheid?


Determinisme betekent dat er niets gebeurt zonder oorzaak. De 'harde' consequenties van dit determinisme zijn al in 1814 uiteengezet door de Franse wiskundige en natuurkundige Pierre-Simon Plaplace. Het beroemde gedachtenexperiment van Laplace stelt dat als er een alwetende demon zou zijn die de precieze locatie en de precieze snelheid zou kunnen bepalen van ieder deeltje in het universum, deze demon met behulp van de causale natuurwetten heel precies zou kunnen uitrekenen wat er op ieder moment in de toekomst zou gaan gebeuren. Zo zou de hele toekomst in kaart gebracht kunnen worden als een continent dat al bestaat, al kennen wij het zelf nog niet. Het harde determinisme roept het angstbeeld op dat ik geen controle heb over mijn eigen leven, maar dat alles wat ik doe onvermijdelijk voortvloeit uit de natuur en haar eeuwige wet van oorzaak en gevolg. De mens heeft geen vrije wil, zeggen harde deterministen, en daarmee bedoelen ze: de mens heeft geen controle over zijn eigen leven.  Ik kan niets doen om de toekomst te veranderen. Alles ligt vast. Vreselijk. Maar is dit angstbeeld dat door het harde determinisme wordt opgeroepen nu het noodzakelijke gevolg van het determinisme? Nee, zegt de compatibilist. Hoe kan dat? Ofwel, hoe kunnen wij het compatibilisme - dat stelt dat het determinisme waar kan zijn én dat wij dan nog steeds een vrije wil kunnen hebben - begrijpen? 
Laten we beginnen met de reactie van het compatibilisme op het harde determinisme. De compatibilist denkt dat de harde determinist iets over het hoofd ziet. De harde determinist ziet alleen een bepaald soort oorzaken: uitwendige oorzaken. Maar ik word niet alleen bepaald door oorzaken buiten mij (mijn ouders, de samenleving, de natuurwetten, enzovoorts) maar ook door dingen “in” mij. Die dingen in mij zijn innerlijke gemoedstoestanden, zoals emoties en gedachten. Mijn emoties en gedachten zijn zelf oorzaken die mij doen handelen zoals ik handel. Op die manier valt determinisme te rijmen met vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid. Zolang niets mij in de weg staat om datgene te doen wat ik uit mijzelf wil doen, en zolang niemand mij dwingt om iets anders te doen, kun je zeggen dat ik uit vrije wil handel.  
Laten wij die innerlijke gemoedstoestanden in een deterministische wereld nog iets nauwkeuriger bekijken. Een emotie als angst, de gedachte dat ik snel weg moet rennen, een emotie als verlangen, de gedachte dat iets aantrekkelijk is, dergelijke emoties en gedachten komen niet uit het “niets”, daar hebben de deterministen natuurlijk gelijk in. Als er bijvoorbeeld plotseling een vrachtwagen op mij afkomt, zal ik bang worden (schrikken) en proberen te ontkomen. En als ik honger heb en een lekkere taart zie, zal ik trek krijgen en naar die taart verlangen. Dit is allemaal deterministisch bepaald, maar maakt mij dat onvrij? Nee, juist omgekeerd, zou de compatibilist stellen. Ik ben blij dat ik automatisch wegvlucht voor datgene wat slecht voor mij is (het gevaarlijke) en verlang naar datgene wat goed voor mij is (het begerenswaardige). Ik voel mij vrij als ik datgene doe wat goed voor mij is en datgene mijdt wat slecht voor mij is. 
Een gevoel van vrijheid is echter nog geen echte vrijheid. Natuurlijk kan een harde determinist zeggen dat ik door de natuur (en het evolutieproces) ben bepaald om datgene wat mij in leven houdt en wat mijn leven beter maakt te verlangen en datgene wat mijn leven in gevaar brengt en mijn leven slechter maakt te vrezen. Maar staat dit haaks op het idee dat ik een vrije wil heb, in de zin dat ik controle uitoefen over mijn handelingen? Om dat uit te maken, moeten we eerst helderder bepalen wat het woordje ”controle” inhoudt.  Incompatibilisten lijken te denken dat het woordje “controle” inhoudt dat niets anders dan “mijn wil” mijn gedrag veroorzaakt, en dat mijn wil zelf niet veroorzaakt wordt door iets anders. Dit noemen wij ook wel het Principe van Ultieme Oorzaak (PUO). [1] Maar PUO is volgens de compatibilisten helemaal niet het geval. Als iemand mij bijvoorbeeld vraagt: waarom ben je dit nu aan het typen? Dan is het antwoord 'ik wil dit typen' niet afdoende, omdat dat onmiddellijk weer de vraag oproept: 'waarom wil je dat dan?' Oorzaken bepalen mijn wil, maar het maakt die wil daarmee nog niet tot een “onvrije wil”. Handelen uit vrije wil betekent niet dat er geen oorzaken te noemen zijn voor mijn gedrag. Het is eerder het tegenovergestelde. Handelen uit vrije wil betekent juist dat ik die oorzaken ken en kan noemen. Ik handel uit vrije wil als ik weet wat ik doe en het ook eens ben met wat ik doe. Stel dat ik bang word (gevolg) doordat ik een leeuw zie (oorzaak). Vervolgens ren ik weg (gevolg), omdat ik bang ben (oorzaak). Is mijn wil nu onvrij, doordat deze bepaald wordt door een keten van  gevolgen die noodzakelijk voortkomen uit bepaalde oorzaken? Nee, want als ik erover nadenk, begrijp ik dat ik bang ben voor een leeuw en ervoor wegren en vind ik het ook terecht dat ik bang ben voor een leeuw en ervoor wegren. Als ik echter bang zou worden voor een lieveheerstbeestje en ervoor op de vlucht zou slaan, zou ik waarschijnlijk niet goed begrijpen waarom ik op de vlucht sla en ik zou mijn gedrag ook moeilijk kunnen omkleden met redenen. Iemand die op de vlucht slaat voor lieveheerstbeestjes, handelt in die zin niet uit vrije wil. Zo iemand, zo zijn wij geneigd te zeggen, heeft een stoornis. Ook die stoornis wordt natuurlijk ergens door veroorzaakt, maar dat laat alleen maar zien dat niet alles wat gedetermineerd wordt ook een vrije wil heeft. Alle dingen en vrijwel alle levende wezens hebben geen vrije wil in dit deterministische universum.  Alleen levende wezens die dankzij het evolutieproces het vermogen hebben om na te denken over wat zij doen en daar ook redenen voor kunnen geven, hebben een vrije wil.  

Hierboven is duidelijk geworden hoe de compatibilist erover denkt: het Principe van Ultieme Oorzaak (PUO) kan niet bestaan in een deterministisch universum. Toch kan er een vrije wil bestaan. De wil hoeft namelijk niet de uiteindelijke oorzaak te zijn om toch te kunnen spreken van een vrije wil. Hoe zit het nu met het Principe van Alternatieve Mogelijkheden (PAM) dat luidt dat er alleen sprake kan zijn van vrije wil in het geval er ook anders gehandeld had kunnen worden? Is PAM wél noodzakelijk om van een vrije wil te kunnen spreken? En is het Principe van Alternatieve Mogelijkheden evenzeer uitgesloten in een deterministisch universum als het Principe van de Ultieme Oorzaak?
Zoals wij net gezien hebben, zijn compatibilisten meesters in het ontwaren en ontwarren van begripsverwarring. Wij denken doorgaans dat wij weten wat wij bedoelen wanneer wij spreken over zaken als “vrije wil, “controle” of “je had ook anders kunnen handelen”, maar als wij er beter naar gaan kijken, blijken deze woorden en zinnetjes voor meerdere interpretaties vatbaar. Dit is dan ook de strategie die compatibilisten toepassen met betrekking tot het Principe van Alternatieve Mogelijkheden (PAM).  Compatibilisten stellen dat PAM ruimte laat voor begripsverwarring, en daarom stellen zij de vraag: wat betekent het wanneer wij zeggen dat wij iets ook anders hadden kunnen doen? Neem het volgende voorbeeld van autorijden: Normaal gesproken als ik in de auto zit en op de snelweg iemand links wil gaan inhalen, kijk ik eerst in mijn achteruitkijkspiegel, dan in mijn linkerzijspiegel, dan links over mijn schouder en dan pas geef ik richting aan en schuif een baantje naar links. Ik weet dat ik dit kan doen, omdat ik dit al vele honderden keren gedaan heb, maar op een slechte dag rijd ik in de auto en ik zit met mijn gedachten zozeer bij het probleem van de vrije wil dat ik vergeet om over mijn linkerschouder te kijken voordat ik richting aangeef en naar links opschuif, met als gevolg dat ik niet doorheb dat er iemand links in mijn dode hoek zit die de schrik van zijn leven krijgt. Op het nippertje wordt een ernstig ongeluk voorkomen. Had ik, uitgaande van een deterministisch universum, in deze situatie nu anders kunnen handelen? In zekere zin is het antwoord op deze vraag: nee, ik had niet anders kunnen handelen dan ik deed, want er waren bepaalde oorzaken (ik zit met mijn hoofd bij een ingewikkeld filosofisch vraagstuk) die leiden tot een bepaald gevolg (ik had niet mijn volle aandacht bij het autorijden en daardoor vergeet ik over mijn linkerschouder te kijken). Dat ik met mijn hoofd bij een ingewikkeld filosofisch vraagstuk zit (gevolg) komt doordat ik op een bepaalde manier in elkaar zit en bepaalde dingen in mijn leven heb meegemaakt (oorzaken). Of korter gezegd: ik doe wat ik doe, omdat ik ben wie ik ben, maar aan wie ik ben, kan ik niets doen. In die zin had ik dus niet anders kunnen handelen. Toch heb ik sterk het vermoeden dat ik wél anders had kunnen handelen. Ik had toch gewoon even over mijn linkerschouder kunnen kijken of niet? Omdat ik weet dat ik het in die bepaalde zin anders had kunnen doen, word ik ook boos op mijzelf en maak ik mijzelf  verwijten. Als ik ervan overtuigd zou zijn dat PAM onwaar is, zou ik mijzelf ook geen verwijten maken. Het kon niet anders gaan dan het gegaan is, had ik dan gedacht. Ik moet het accepteren, had ik tegen mijzelf gezegd. Wij doen nu eenmalal wat wij doen omdat wij zijn wie wij zijn, en voor het feit dat wij zijn wie wij zijn treft ons faam noch blaam. Wij kunnen er niets aan doen. Wij zijn de machteloze hoofdrolspelers in een film die door de natuur gemaakt is. Op het script hebben wij geen enkele invloed, en dus zijn alle verwijten en gevoelens van spijt geheel misplaatst.
Wat zijn nu dus de twee verschillende antwoorden op de vraag: had ik in een deterministisch universum anders kunnen doen dan ik gedaan heb? Het eerste antwoord is: nee, je kunt onmogelijk iets anders doen dan je gedaan hebt. Harde deterministen en harde incompatibilisten die PAM categorisch afwijzen, stellen dat er geen zinvol onderscheid gemaakt kan worden tussen zaken die ik voor mijn gevoel gemakkelijk had kunnen doen, maar niet gedaan heb (even over mijn schouder kijken) en tussen zaken die ik onmogelijk had kunnen doen (de auto laten vliegen): beiden zijn even onmogelijk. Compatibilisten echter zijn geneigd om te zeggen dat een verschil bestaat tussen datgene wat ik had kunnen doen, als ik daarvoor had gekozen en datgene wat ik onmogelijk had kunnen doen, zelfs al had ik ervoor gekozen. PAM in deze tweede interpretatie staat niet haaks op het determinisme. Nog steeds is het zo dat alles wat gebeurt, gebeurt vanwege een oorzaak, en noodzakelijk had moeten gebeuren,  maar wat er bedoeld wordt met “ik had het ook anders kunnen doen” is dat ik in principe het vermogen had om anders te handelen. De vermogens die ik heb (het vermogen tot zintuiglijke waarneming, herinneren, associëren, redeneren, het vermogen tot voelen en meevoelen, het vermogen tot bewegen, enzovoorts) zijn niet uit het niets ontstaan. Nee, die vermogens zijn het product van een eeuwenoud evolutionair proces. Maar het is juist dankzij die vermogens (die ik dus aan een deterministisch universum te danken heb) dat ik in staat ben om bepaalde dingen te doen of juist niet te doen. Wat ik uiteindelijk doe, is ook weer deterministisch bepaald, maar dan nog steeds kan ik zinvol zeggen dat ik ook anders had kunnen doen, als ik tenminste anders gekozen had.
Laat mij een voorbeeld geven. Ik zie een oud vrouwtje bij een drukke weg staan, maar ik besluit om haar niet te helpen met oversteken, omdat ik haast heb. Later als ik eraan terugdenk, denk ik: ik had haar toch even moeten helpen. Dit is volgens compatibilisten een volkomen zinnige gedachte. Het had immers in mijn vermogen gelegen om dat te doen. Wat onzinnig was geweest, was als ik gedacht zou hebben: ik had die oude vrouw weer jong moeten maken, zodat ze niet meer bang is bij het oversteken. Een dergelijk vermogen om oude mensen weer jong te maken, heb ik namelijk niet. Volgens harde deterministen en harde incompatibilisten zouden beide gedachten echter even onzinnig zijn, want volgens hen had ik onder geen enkele voorwaarde anders kunnen handelen dan ik in feite heb gehandeld. 
Kortom, het Principe van Alternatieve Mogelijkheden kan volgens sommige compatibilisten dus bestaan in een deterministisch universum onder de voorwaarde dat daar simpelweg onder verstaan wordt dat je verschillende dingen kunt doen als die binnen je vermogens liggen. Voor datgene wat binnen je vermogens ligt, kun je ook verantwoordelijk gehouden worden.  Voor datgene wat niet binnen je vermogen ligt, kun je natuurlijk níet verantwoordelijk worden gehouden.
Eén vraag is echter wel opgeroepen, maar nog niet beantwoord: is PAM nu wel of niet noodzakelijk voor het kunnen bestaan van een vrije wil? Met uitzondering misschien van G.E. Moore zullen vrijwel alle compatibilisten stellen dat PAM niet noodzakelijk is voor het bestaan van een vrije wil. Wat nodig is om te kunnen spreken van een vrije wil is dat je onbelemmerd en zonder dwang datgene kunt doen wat jij wilt doen. Wat ook nodig is voor een vrije wil is dat je je bewust bent van wat je doet en dat je ook goedkeurt wat je doet. Wat tenslotte ook van belang is voor het hebben van een vrije wil is dat je met je geest verschillende toekomstscenario's kunt verkennen, en dat scenario kunt kiezen dat je op dat moment het beste lijkt. Zelfs als er vanuit een derde persoonsperspectief, het perspectief van de alwetende demon geen alternatieve mogelijkheden zijn, maar slechts één lange uitgerekte keten van oorzaken en hun gevolgen, dan nog is er een eerste persoonsperspectief dat niet anders kan dan zich een voorstelling maken van verschillende mogelijke toekomsten, om daar dan vervolgens de beste uit te kiezen. Een vantevoren bepaalde, gedetermineerde keuze ongetwijfeld, maar nog steeds één die wij uit vrije wil gemaakt hebben als wij tenminste onbelemmerd en zonder dwang tot onze keuze zijn gekomen. Wij hebben ook zonder PAM een vrije wil, omdat wij het vermogen hebben om ons verschillende toekomsten voor te stellen, en daar één uit te kiezen, zelfs waar er in werkelijkheid maar één toekomst bestaat en er ook in werkelijkheid geen echte keuzes bestaan, maar vantevoren vaststaande beslissingen. Vanuit het eerste persoonsperspectief blijft de reactie van Kierkegaard op Hegels filosofie van toepassing: dat het leven misschien alleen maar als je terugkijkt begrepen kan worden, maar dat het niettemin naar voren kijkend geleefd moet worden.   
Nog een laatste begrip verdient tot slot opheldering: verantwoordelijkheid. Ook hierover bestaat veel onduidelijkheid. Incompatibilisten denken dat verantwoordelijkheid niet kan bestaan in een deterministisch universum. Maar verantwoordelijkheid betekent letterlijk dat je het vermogen hebt om antwoord te geven op de vraag: waarom doe je wat je doet? Het kunnen aanvoeren van redenen voor je gedrag is echter niet iets dat los staat van het deterministische universum, maar is er juist afhankelijk van. Een goede redenering is immers vaak niets anders dan een afspiegeling van een causaal proces. Neem de redenering: als er een auto aankomt, steek ik niet over. Er komt een auto aan. Daarom steek ik niet over. De conclusie van deze redenering volgt noodzakelijk uit de premissen, en de premissen zelf beschrijven een causaal proces. Als vervolgens gevraagd wordt: "waarom steek je niet over als er een auto aankomt?", kan ik weer antwoorden in de vorm van een dergelijk syllogisme. Als ik oversteek als er een auto aankomt, word ik overreden. Ik wil niet overreden worden. Daarom steek ik niet over als er een auto aankomt. Redeneren is dus in zekere zin de causale werkelijkheid spiegelen in logische taal.
Hoewel het compatibilisme van de vier posities in het wijsgerige debat over de vrije wil het moeilijkste is om te begrijpen, is het compatibilisme meer in overeenstemming met de common sense opvatting dan je op het eerste gezicht zou denken. Voor – en tegenstanders van het determinisme vechten namelijk een gevecht in de veronderstelling dat het kennelijk wat uitmaakt als opeens wetenschappelijk bewezen zou worden dat bijvoorbeeld het harde determinisme waar is en er dus geen vrije wil zou kunnen bestaan. Stel je voor een moment nu even voor wat er zou gebeuren als het niet bestaan van de vrije wil wetenschappelijk bewezen zou worden – hetgeen de compatibilist natuurlijk niet gelooft, maar for the sake of argument doen wij nu gewoon even alsof zoiets mogelijk zou zijn –, wat zou er dan gebeuren? Zouden mensen de hele dag in hun bed blijven liggen wachten tot de toekomst zich noodzakelijk ging ontvouwen? Zouden zij ophouden met een keuze maken in een restaurant, omdat alles wat gebeurt toch al vaststaat? Zouden zij niet meer boos worden op het moment dat hun partners vreemd zouden gaan, omdat die er toch niets aan kunnen doen? Zouden zij zichzelf of anderen nooit meer verwijten maken over wat ze gedaan hebben, omdat ze weten dat er geen andere mogelijkheid was? Natuurlijk niet. Als mensen zitten wij nu eenmaal zo in elkaar dat wij anderen en onszelf in principe benaderen als wezens met een vrije wil die voortdurend keuzes moeten maken en verantwoordelijk zijn voor hun uitspraken en daden. Als je met een vriend aan het praten bent, denk je toch niet dat die vriend niet verantwoordelijk is voor wat hij zegt, en dat jij er niets aan kunt doen dat jij zegt wat jij zegt, omdat jullie allebei noodzakelijk zeggen wat de natuurwetten jullie dicteren om te zeggen? Het is niet alleen hoogst onaangenaam om zo te denken, het is onleefbaar. Alleen als mensen heel vreemd gedrag vertonen – als ze opeens heel boos worden op een appel bijvoorbeeld en jou proberen te overtuigen van de intrinsieke slechtheid van deze soort vrucht , alleen in dat soort gevallen ga je een persoon anders benaderen. Dan behandel je iemand niet meer als een intentioneel handelende persoon, je vraagt hem of haar niet meer naar de redenen voor zijn of haar opvattingen, maar je gaat op zoek naar de natuurwetenschappelijke of sociologische oorzaken daarvan. 
Laten we nu hopelijk enigszins duidelijk is geworden waarom een compatibilist denkt dat het determinisme te verenigen valt met de vrije wil, de vijf verschillende soorten compatibilisme die in hoofdstuk 2 genoemd worden nog eens wat nader onderzoeken.
Het eerste soort compatibilisme – het klassieke compatibilisme van Hobbes en Hume – stelt dat wij, zoals in het begin is gezegd uit vrije wil handelen als dat gebeurt uit inwendige oorzaken. Zolang wij niet gedwongen worden door externe oorzaken en zolang niets ons innerlijke verlangens in de weg staat, handelen wij uit ‘vrije wil”. Hobbes en Hume wijzen hiermee op een veelvoorkomende manier van spreken over “vrije wil”. Wij zeggen immers vaak dat iemand uit vrije wil handelt als diegene daar niet toe gedwongen werd en diegene zelfs ‘geen strobreed in de weg werd gelegd’ om te kunnen doen wat diegene wilde doen.
Het tweede soort compatibilisme – het conditioneel compatibilisme van Moore – stelt dat het Principe van Alternatieve Mogelijkheden (PAM) prima samen kan gaan met een deterministisch universum, als je onder PAM het vermogen verstaat om iets anders te doen, als wij daarvoor zouden kiezen. Alleen in zoverre als wij het vermogen hebben om bepaalde dingen te doen of niet te doen, kunnen wij daar ook verantwoordelijk voor gehouden worden. Dit sluit nauw aan bij hoe in de dagelijkse omgangstaal gesproken wordt over verantwoordelijkheid: wij houden iemand verantwoordelijk voor datgene wat binnen zijn mogelijkheden ligt, niet voor datgene wat daarbuiten ligt.
Het derde soort compatibilisme – het compatibilisme zonder alternatieve mogelijkheden van Frankfurt – maakt duidelijk dat wij elkaar en onszelf ook verantwoordelijk kunnen houden in het geval wij niet echt iets anders hadden kunnen doen. Eigenlijk het enige wat nodig is voor verantwoordelijkheid is, zoals wij hierboven hebben gesteld, dat je weet wat je doet en ook instemt met wat je doet. Het gaat er niet om dat je iets zowel wel als niet kunt doen. Het gaat erom dat de wil om iets te doen voortkomt uit jouzelf en niet de wil van een ander is.
Het vierde soort compatibilisme – het semi-compatibilisme of het compatibilisme op grond van vatbaarheid voor redenen van Fischer – beklemtoont dat je uit vrije wil handelt als je redenen kunt geven voor wat je doet. Ook hiervoor geldt dat de oorzaak om te handelen voortkomt uit innerlijke gemoedstoestanden en dat je weet wat je doet en instemt met wat je doet, want alleen dan kun je verantwoordelijk zijn in de zin dat je kunt antwoorden op de vraag: waarom doe je wat je doet?
Het vijfde soort compatibilisme – het compatibilisme op grond van reacieve attitudes van Strawson – stelt dat het metafysische debat of de vrije wil nu bestaat of niet eigenlijk een beetje onzinnig is. Wij, mensen zitten nu eenmaal zo in elkaar dat wij in het alledaagse leven naar anderen en naar onszelf kijken alsof wij een vrije wil hebben en verantwoordelijk zijn voor onze daden.  Gelukkig maar. Want niets is irritanter dan iemand die jou niet serieus neemt als iemand die uit vrije wil denkt wat hij denkt, zegt wat hij zegt en doet wat hij doet. Wat dat betreft zal het niet makkelijk zijn om een harde determinist te zijn in het dagelijks leven. Iemand die anderen benadert alsof ze gedetermineerde natuurprocessen zijn, zal niet veel vrienden hebben.          
Als allerlaatste dan nog deze overpeinzing over Nederlands beroemdste filosoof, B. de Spinoza, die het eindexamenonerwerp tot grote woede en droefheid van de vele Nederlandse Spinozafans wederom niet gehaald heeft. Hoe valt Spinoza te plaatsen in dit debat over de vrije wil tussen harde deterministen en libertaristen, harde incompatibilisten en compatibilisten? Het komt wellicht als een verrassing voor velen, maar Spinoza valt het beste te plaatsen onder de semi-compatibilisten waar ook Fischer en Dennett toe behoren. Hoezo dat dan? Spinoza is toch gewoon een harde determinist? Maakt hij niet glashelder in zijn Ethica dat de vrije wil niet bestaat, terwijl hij tegelijkertijd een causaal en logisch deterministisch wereldbeeld ontvouwt? Jazeker doet hij dat. Toch is Spinoza geen harde determinist, maar een compatibilist. [2] Vrij is volgens hem 'dat wat alleen krachtens de noodwendigheid van zijn eigen aard bestaat en alleen uit zichzelf tot werken wordt genoopt'. Wat hij bedoelt als hij stelt dat 'de vrije wil niet bestaat' is dat alleen God of de Natuur een Ultieme Oorzaak is (alleen God 'bestaat krachtens de noodwendigheid van zijn eigen aard') en dat de menselijke wil natuurlijk geen ultieme oorzaak is. Ook stelt Spinoza nadrukkelijk dat het Principe van Alternatieve Mogelijkheden onwaar is. God of de Natuur kan maar op één manier bestaan, en dat is het universum dat wij gedeeltelijk kennen en waar wij deel van uitmaken. God of de Natuur had geen andere wereld kunnen scheppen. Andere mogelijke universa bestaan niet. God kan niet anders kunnen handelen dan hij handelde, en wij mensen kunnen dat ook niet. Wat wij doen, volgt noodzakelijk uit de onze natuur en de wijze waarop de natuurwetten daarop inspelen. Hoewel de mens als een wezen dat veroorzaakt wordt door allerlei zaken buiten zichzelf nooit helemaal vrij kan zijn, kan hij wel in mindere of meerdere mate vrij zijn volgens Spinoza. De mens wint aan vrijheid in de mate dat hij 'uit zichzelf tot werken wordt genoopt', en daar dus niet door anderen toe gedwongen wordt of daarin wordt belemmerd. Dat is de eerste wijze waarop Spinoza vrijheid en determinisme weet te verenigen, door vrijheid te beschouwen als de afwezigheid van belemmeringen en dwang, en hierin komt hij dus overeen met het klassieke compatibilisme. De tweede manier waarop Spinoza determinisme en vrijheid verenigt, is door te stellen dat het tot het wezen van alle dingen in de natuur behoort dat zij trachten te volharden in hun eigen bestaan (conatus). Ook de mens begrijpt Spinoza als een wezen dat tracht te volharden in zijn bestaan. Hoe beter hij daar met behulp van de ratio in slaagt, hoe vrijer de mens volgens Spinoza is. Dus zou Spinoza het inderdaad eens zijn met bovengenoemde voorbeeld dat wij vrij zijn als wij gedetermineerd zijn om te vluchten voor gevaar, zoals wij ook vrij zijn als wij gedetermineerd zijn om te verlangen naar zaken als voedsel. Spinoza verenigt determinisme en vrijheid ook nog op een derde manier: hoe meer wij begrijpen van God of de Natuur, van de Goddelijke (natuur)wetten en het web van oorzaken en hun gevolgen waar wij deel van uitmaken, hoe vrijer wij zijn.  De hoogste vorm van kennis van God of de Natuur is een verenigd worden met God of de Natuur, waardoor wij even begrijpen waarom alles is zoals het is. Spinoza's visie op de vrije wil is complex, en daarom is het ook wel enigszins te begrijpen dat hij buiten het examenonderwerp gevallen is, maar het compatibilistische aan Spinoza is dus dat hij stelt dat wij vrij kunnen zijn in een gedetermineerde wereld. Let wel, evenals de meeste compatibilisten stelt Spinoza nadrukkelijk dat de traditionele opvatting van de vrije wil als een wil die zichzelf kan veroorzaken en een wil die verschillende mogelijke keuzes zou kunnen maken, niet kan bestaan, maar net zoals de hedendaagse filoof Daniel Dennett stelt Spinoza dat het helemaal niet erg is dat deze traditionele interpretaties van de vrije wil niet bestaan, omdat zij niet behoren tot de varianten van de vrije wil die de moeite waard zijn om naar te verlangen. Het soort vrije wil ("libertas"/"vrijheid" in Spinoza's terminologie) waar wij wel naar kunnen verlangen, is de bevrijding die komt door onszelf en anderen zo min mogelijk te dwingen of te belemmeren in onze ontplooiing, door met behulp van de rede in te zien wat in ons voordeel is, en door inzicht te verkijgen in de wetten van de natuur die ons veroorzaken en die maken dat wij datgene doen wat wij doen.


[1]   Het Principe van Ultieme Oorzaak wordt al beschreven door Aristoteles. In boek 3 van zijn Ethica Nicomachea behandelt Aristoteles de vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid. Iemand handelt niet uit vrije wil als diegene tot iets gedwongen wordt of iets doet uit onwetendheid (1109b 36). De meeste handelingen doen mensen echter uit vrije wil, een mens handelt dan ‘uit eigen beweging’ (1110a16) en ‘de oorsprong van de handeling ligt dan in de handelende persoon’ (1110b5). Aristoteles concludeert: ‘Een handeling is dus kennelijk gedwongen als zij een oorsprong heeft die van buiten komt en waaraan de persoon die ertoe gedwongen wordt part noch deel heeft.’ (1110 b18)
Opvallend is dat Aristoteles – anders dan in het examenboek wordt gesteld – in dat derde boek van de Ethica juist ingaat tegen het socratisch-platoonse dictum dat de mens alleen kwaad doet uit onwetendheid. ‘De mens is werkelijk verantwoordelijk voor zijn eigen karakter en ook voor de voorstelling die hij zich van het goede maakt, en daarom is hij ook verantwoordelijk voor zijn daden’, schrijven Pannier en Vehaeghe in hun commentaar bij de Nederlandse vertaling van de Ethica (Historische Uitgeverij, 1999, p. 77). Het is volgens Aristoteles zelf ‘onlogisch om te beweren dat wie onrechtvaardig handelt niet onrechtvaardig wenst te zijn of wie onmatig handelt niet onmatig wenst te zijn.’  (1114a14). Niet dat men, als men eenmaal door slechte gewoontes een slecht karakter heeft ontwikkeld van de ene op de andere dag kan stoppen met het slechte gedrag. ‘Over onze handelingen zijn van het begin tot het einde meester, maar wat onze karakterhouding betreft zijn we alleen meester over het begin.’ (114b32) 
Voortreffelijkheid (deugdzaamheid) en slechtheid hangen volgens Aristoteles van onszelf af, omdat het in onze macht ligt te handelen of ook niet te handelen. De mens staat niet alleen aan de oorsprong van zijn handeling, maar is ook nog eens in staat tot het maken van een keuze. Hij kan het juiste kiezen, waarvoor hij lof verdient, en hij kan het slechte kiezen, waarvoor hij blaam verdient.  Aristoteles: ‘het ligt in onze macht goed of slecht te zijn.’ (1113b14)




[2] Ik baseer mij hier vooral op het artikel van Anton Jumelet: Vrijheid en verantwoordelijkheid. Noodzaak, vrije wil en moraliteit in Spinoza’s Ethica. (Hier na te lezen: http://www.benedictusdespinoza.nl/lit/Jumelet_Vrijheid.pdf). Hoewel ik het wel aardig vond om hier in navolging van Jumelet een tegendraads statement te maken en hard te stellen dat Spinoza een compatibilist is, ben ik daar, als ik eerlijk ben, toch niet helemaal zeker van, reden waarom ik ook schrijf dat ik er wel enig begrip voor heb dat Spinoza niet in dit examenonderwerp is opgenomen. Het is duidelijk dat Spinoza denkt dat men vrij kan zijn in een gedetermineerd universum en in die zin is hij compatibilist te noemen. In zijn Politieke Verhandeling stelt hij dat een mens vrij genoemd kan worden in de mate hij de macht heeft om te bestaan en te handelen conform de wetten van de natuur. (Politieke Verhandeling 2-7) Spinoza was het nadrukkelijk niet eens met het idee dat een mens zich bewust is van de oorzaken waardoor hij wordt voortgedreven. Wij denken dat wij die oorzaken kennen, maar in werkelijkheid zijn wij ons alleen maar bewust van onze verlangens, niet van de oorzaken voor onze verlangens. Of in de woorden van Spinoza: ‘In de Geest is er geen absolute of vrije wil, maar de geest wordt tot het willen van iets aangezet door een oorzaak die op zijn beurt ook door een ander is aangezet, en deze weer door een andere, en zo tot in het oneindige.’  (Ethica II, prop48.) De voornaamste reden voor mijn twijfel aan Spinoza’s compatibilistische positie is Spinoza’s antwoord op een vraag van Oldenburg wat voor plaats er over blijft voor schuld en straf in een universum dat volledig door natuurwetten gedetermineerd wordt. (Brief 402). Spinoza’s antwoord luidt dat het even dwaas is als de cirkel zou klagen dat hem niet de eigenschappen van een bol gegeven zijn als dat de mens met een onbeheerst gemoed klaagt dat hij zijn eigen emoties niet in de hand heeft. Wat hij hier volgens mij mee bedoelt te zeggen, is dat (ietwat kort door de bocht misschien) misdadigers er ook niets aan kunnen doen dat ze misdaden plegen, evenmin als dat een cirkel er wat aan kan doen dat deze rond is. De naar mijn mening terechte reactie van Oldenburg: ‘Het lijkt toch wel bijzonder wreed dat God de mensen aan eeuwige, of zo ze al tijdelijk zijn, aan gruwelijke folteringen prijsgeeft vanwege zonden die ze op geen enkele wijze hadden kunnen vermijden’ (Brief 422) geeft aan waarom ik ook mijn twijfels heb aan Spinoza’s compatibilisme.

4 opmerkingen:

  1. Helder en overtuigend! Ik begrijp dus dat je hiermee uit de kast komt als compatibilist, Yoram?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ben ik hiermee uit de kast als compatibilist? Nee, sorry. Het is een poging om een positie te begrijpen die op mij in eerste instantie onbegrijpelijk overkwam. Maar ik ben nog niet geheel overtuigd.. Het consequentie argument van Van Ingwagen lijkt het conditioneel compatibilisme onderuit te halen. En is het dan niet unfair om mensen te straffen voor de misdaden die ze begaan hebben als ze zowel niet de ultieme oorzaak zijn voor hun handelen, en ze ook geen alternatieve mogelijkheden hadden? Anderzijds blijf ik ook nog altijd de kracht voelen van meer klassieke benaderingen zoals die van Kant (de wetenschappelijke benadering vanuit het derde persoonsperspectief heeft ook zo zijn beperkingen) en die van Aristoteles (de common sense benadering die wij intuitief allemaal delen is dat mensen de schuld voor hun misdaden niet mogen afschuiven op andere oorzaken dan hun eigen wilsbesluit en dat dat dus in die zin zowel PUO als PAM waar moeten zijn.)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Onvolledigheid van kennis is de basis van het compatibilisme. De fout van het harde determinisme is niet dat de toekomst een onafwendbaar gevolg is van het verleden maar dat die toekomst daarom ook aan ons, denkende stervelingen, bekend zou zijn. Zelfs god kan daarom al niet bestaan, omdat geen enkel bewustzijn in staat is tot volledige kennis van de werkelijkheid.

    Ons vermogen om met deze per definitie beperkte kennis toekomst-scenario's te vergelijken ligt ten grondslag aan onze vrije wil. Het is niet meer dan een instrument om daaruit te selecteren en tevens zelf een deterministisch proces waarvan wij ook weer slechts beperkte kennis hebben. Morele regels zijn hulpmiddelen om onzinnige varianten meteen te kunnen verwerpen, ongeveer zoals een schaker zijn repertoire van openingen gebruikt. Het bestaan van dit instrument inclusief de daarin opgeborgen regels is fundamenteel voor de verantwoordelijkheid voor je daden.
    (Volg @VictorOnrust op Twitter)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Victor De onvolledigheid van kennis is de basis van het compatibilisme. Goed punt. Wij kunnen - zo blijkt steeds opnieuw -menselijk gedrag niet goed voorspellen. Recentelijk werd dat weer duidelijk toen bleek dat economen niet in staat waren geweest om de economische crisis te voorspellen. Pas achteraf kunnen we, hineininterpretierend, verklaren waarom de geschiedenis op een bepaalde manier gegaan is. Wat dat betreft zou je Hegel een typisch compatibilist kunnen noemen met zijn beroemde uitspraak: 'De uil van Minerva vliegt pas uit, nadat de avondschemering is ingetreden.'

    BeantwoordenVerwijderen