vrijdag 1 oktober 2010

Is salafisme geen bedreiging voor de democratie? Lees je eigen rapport!

Volgens politicoloog Jean Tillie en volgens berichten in de media zou een onlangs verschenen wetenschappelijk rapport over het salafisme in Nederland stellen dat salafistische moslims 'niet gewelddadig' zijn, en dat deze stroming ‘geen gevaar vormt voor de democratie’.  NRC Handelsblad en de NOS meldden dit alsof het wetenschappelijk geconstateerde feiten betrof. De journalisten namen klaarblijkelijk niet de moeite om het onderzoek zelf te lezen. Wie het onderzoek namelijk leest, komt tot een geheel andere conclusie.

Het onlangs verschenen onderzoek van het IMES (Institute for Migration & Ethnic Studies) naar het salafisme in Nederland stelt dat een ’hogere mate van orthodoxie samengaat met een grotere geweldslegitimatie en een theocratisch ideaal’ (p 295) en dat ‘salafistische predikers er stellig van overtuigd zijn dat de democratie minderwaardig, verachtelijk en bedreigend voor de islam is.’ (p.280) Wie het onderzoek leest, begrijpt dat salafisten de democratie met alle mogelijke middelen willen vervangen door een systeem waarin Allahs wetten centraal staan in plaats van de wetten van de mens. Het aantal moslims dat gevoelig is voor het salafisme blijkt volgens het onderzoek groter dan gedacht: tussen de 40.000 en 65.000. Toch concludeert onderzoeker Jean Tillie dat er van het salafisme eigenlijk geen dreiging voor de democratie uitgaat.
De salafisten in Nederland die aangesloten zijn bij islamitische centra behoren volgens het onderzoek namelijk grotendeels tot het niet-gewelddadige soort. De gewelddadige salafisten hebben zich in Nederland georganiseerd ‘in informele netwerken en onder enkele individuen’ (p. 22) Geweld wordt door de bekende salafistische prediker imam Fawaz Jneid van de As-Soenna moskee overigens niet categorisch afgewezen. Geweld is wat hem betreft toegestaan als dit zorgt voor meer eenheid en rust in de islamitische gemeenschap.(p. 114) De vraag is dan ook of wij ‘de salafistische retoriek van gematigdheid’ (hoofdstuk 4) wel zo serieus moeten nemen als Tillie lijkt te doen.
Het salafisme moet volgens Tillie en de andere onderzoekers gezien worden als een ‘gewone orthodoxe beweging’. (p. 294) Daarmee bedoelen zij dat de salafisten net zoals bijvoorbeeld de streng protestantse inwoners van Staphorst weliswaar het liefst in een theocratie willen leven, maar dat dit een ideaal is, waarvan de orthodoxe gelovigen in Nederland beseffen dat het niet verwezenlijkt zal worden. De vergelijking met Staphorst wordt vaker gemaakt als het om de orthodoxe islam gaat. Toch is er een groot verschil: de dreigingsmacht. Twee factoren zorgen ervoor dat de dreigingsmacht van de salafisten groter is dan die van ‘gewone orthodoxe bewegingen’. De eerste is dat salafisten geweld een legitiem, maar misschien niet altijd effectief middel vinden. Zoals de onderzoekers schrijven: ‘Een overtuiging die islamitisch extremisme kenmerkt en ook samengaat met orthodoxie, is dat het nastreven van een goddelijke samenleving een plicht is die alle middelen heiligt, inclusief geweld.’ (p. 294) Een dergelijke overtuiging speelt geen rol in het Staphorster christendom.
Een tweede factor die de dreigingsmacht van de salafisten groter maakt, is het feit dat de beweging beschikt over een talrijke en fanatieke aanhang in het buitenland. Op dit punt wreekt zich dat het onderzoek van het IMES zich geheel richt op de Nederlandse situatie, terwijl het ‘transnationale karakter van het salafisme’ buiten beschouwing wordt gelaten. (p. 25)  Als de Nederlandse salafisten zich beledigd zouden voelen, kunnen zij daar bijvoorbeeld over klagen bij hun broeders in het buitenland. Boycots, rellen en terreuraanslagen kunnen daar het gevolg van zijn. Dergelijke gevolgen hoeven niet gevreesd te worden in het geval de Staphorster christenen zich beledigd zouden voelen.
Volgens Tillie gaat van de Nederlandse salafisten echter weinig dreiging uit, omdat ‘de mensen die gevoelig zijn voor het salafisme vooral oudere mannen zijn in een achterstandpositie’. Uit de steekproef die onder moslims gedaan is om hun ‘gevoeligheid voor het salafisme’ te kunnen meten blijkt inderdaad dat deze gevoeligheid ‘iets vaker’ bestaat onder mensen met een hogere leeftijd. (p. 229) Merkwaardig is dan wel dat in het eerste deel van het onderzoek over salafistische organisaties in Nederland te lezen valt: ‘vooralsnog is het salafisme vooral populair onder Marokkaans-Nederlandse jongeren’ (p.24) Onder het hoofdje ‘verschillen tussen “traditionele” en salafistische moskeeën’ staat dat de salafistische moskeeën zich onderscheiden door het grote aantal jongeren dat hen bezoekt en er actief in is. (p. 47)
De conclusie ‘het salafisme vormt geen bedreiging voor de Nederlandse democratie’ kan op basis van dit onderzoek kortom niet getrokken worden. Deze wordt in feite door dit onderzoek ook niet getrokken, want de onderzoekers schrijven dat hun onderzoek een heel diffuus beeld oplevert waaruit het ‘heel moeilijk is om één algemene conclusie te trekken.’ (p. 294) Toch kan men veilig concluderen dat op basis van wat er in dit onderzoek beschreven staat een stelling kan worden verdedigd die in tegenspraak is met wat hierover in verschillende media is bericht; Hoe meer macht de salafisten in Nederland krijgen, hoe groter de problemen voor de Nederlandse democratie.


Bovenstaand artikel was op donderdag 30 september te lezen op de opiniepagina van NRC Handelsblad.

2 opmerkingen:

  1. De onderzoekers willen persé vasthouden aan het naïeve beeld van een islam die op alle fronten gewoon een religie is als elke andere. Ik vraag me af waarom ze daar zo krampachtig aan willen vasthouden. Is het hoop? Angst? Of gewoon het sluiten van de ogen om blijmoedig politiek correct te kunnen blijven?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Yoram,

    Ten eerste wil ik opmerken dat alhoewel 65.000 mensen veel lijkt, het maar 0,4% is van de Nederlandse bevolking. En dan gaat het om de mensen die 'gevoelig' zijn voor het salafisme, niet degene die het ook daadwerkelijk aanhangen. Mochten alle gevoelige salafisten op dezelfde man stemmen bij de Tweede Kamer verkiezingen, zou dat goed zijn voor wellicht één kamerzetel. En dan ga ik nog uit van de meest ruime chatting.
    Ten tweede wil ik opmerken dat het legitimeren van geweld verschrikkelijk is en ook niet moet worden getolereerd. Tolereer niet zij die intolerant zijn, schreef u ooit eens in andere
    strekking. Toch vraag ik u het in een breder perspectief te plaatsen. Bomaanslagen, zoals die in Londen en Madrid, hoewel natuurlijk zeer bedreigend voor de individu, vraag ik me af in hoeverre dit bedreigend is voor onze democratie. Als het geweld effect heeft gesorteerd, dan is het wel dat de angst voor islamitische overheersing is toegenomen en het wellicht ook de oorzaak is van de plotselinge populariteit van het rechtspopulisme. Rechtpopulisme heeft ongelooflijk veel meer politieke invloed dan salafisme. De strijd tussen het salafisme en rechtspopulisme kan dan naar mijn idee ook worden aangeduid als een strijd tussen David en Goliath.
    Samengevat is er wel zeker een dreiging vanuit het salafisme voor onze democratie. Echter, als geantwoord moet worden of deze dreiging reëel is, moet kortstondig worden geantwoord: Nee.

    Met vriendelijke groeten,

    Michael Jungen
    mjungen@gmail.com

    BeantwoordenVerwijderen