Eerder schreef ik een artikel in het NRC Handelsblad over het salafisme-onderzoek. Nadat ik het rapport gelezen had, moest ik namelijk concluderen dat dit rapport helemaal niet bewees dat het salafisme geen bedreiging vormde voor de democratie, zoals de IMES-onderzoekers in allerlei media – van het NRC Handelsblad tot en met de NOS – beweerd hadden. Integendeel: het rapport maakte duidelijk dat het salafisme een buitengewoon democratie-vijandige stroming is. Hoe konden de onderzoekers dan het omgekeerde stellen?
Op 11 oktober 2010 kreeg ik antwoord op deze vraag. Onderzoekers Ineke Roex, Sjef van Stiphout en Jean Tillie van het IMES reageerden die dag in het NRC Handelsblad op mijn kritiek. Het begin van hun betoog kon ik goed volgen. ‘De conclusie of het salafisme en de gevoeligheid daarvoor een bedreiging vormen voor de democratie, staat of valt bij de opvatting wat die bedreiging dan behelst.’ Daarmee kon ik niet anders dan hartgrondig instemmen. Vervolgens kwamen zij met hun eigen definitie van een bedreiging: ‘Wij hebben deze bedreiging opgevat als het gewelddadig bestrijden van de Nederlandse democratie en rechtsstaat.’
Goed, dacht ik. Dan kan ik meteen controleren of die definitie van ‘een bedreiging voor de democratie’ volgens hun eigen rapport hun eigen conclusie rechtvaardigt. Dat bleek om de volgende vier redenen niet het geval te zijn:
1. Er zijn volgens het rapport ook salafisten die openlijk zeggen geweld goed te keuren als legitiem middel. Deze salafisten opereren op enige afstand van de officiële salafistische organisaties, maar zij vormen volgens de definitie van de onderzoekers wél een bedreiging voor de democratie.
2. De salafisten binnen de officiële organisaties die geweld zeggen af te keuren geven aan dat zij dit doen omwille van strategische redenen. Zij zeggen dat de gewelddadige jihad onder de huidige omstandigheden in Nederland de islamitische gemeenschap eerder schaadt dan baat. Dat is een strategische, maar geen principiële veroordeling van geweld. Mochten de gelovigen morgen tot de conclusie komen dat de gewelddadige strategie meer voor- dan nadelen oplevert, dan kan morgen alsnog voor geweld gekozen worden. Uit een instrumenteel-strategische veroordeling van geweld als middel kunnen – gezien het feit dat de omstandigheden kunnen veranderen - geen garanties worden afgeleid voor een niet-gewelddadige toekomst. Daarom kan alleen gesteld worden dat de onderzoekers in de afgelopen periode nauwelijks salafisten konden vinden die zeiden dat de democratie en rechtsstaat gewelddadig bestreden moesten worden. Dat zegt niets over de geweldloosheid van het salafisme in het algemeen.
3. De salafisten die zeggen geweld als middel af te keuren, hoeven niet op hun woord geloofd te worden. Het moge duidelijk zijn dat predikers en aanhangers van orthodox-islamitische moskeeën die door de AIVD nauwlettend in de gaten worden gehouden niet snel openlijk zaken zullen zeggen die het voortbestaan van deze moskeeën in grote problemen zou kunnen brengen. Daaruit kan alleen geconcludeerd worden dat de meeste salafisten in Nederland geweldloosheid met de mond belijden, niet dat zij ook echt geweldloos zijn.
4. De verondersteld geweldloze salafisten in Nederland kunnen ook gebruik maken van broeders in het buitenland die geweld niet schuwen. Het rapport laat het transnationale karakter van het salafisme buiten beschouwing. Daarmee blijft het mogelijk dat de democratie en de rechtsstaat gewelddadig bestreden worden vanuit transnationaal opererende netwerken die niet zijn onderzocht.
Het is niet al te moeilijk om aan de hand van het rapport en wat algemeen bekend is aan te tonen dat er salafisten zijn die ‘de Nederlandse democratie en rechtsstaat gewelddadig bestrijden.’ De conclusie zou dus moeten zijn dat er van het salafisme een potentiële bedreiging uitgaat voor de democratie.
Maar de onderzoekers komen tot een andere conclusie. Dat komt, omdat zij hun definitie van een bedreiging voor de democratie tussen de regels door aanpassen. Zij schrijven: ‘De vraag of zij [orthodoxe moslims, YS] als groep klaar staan om de Nederlandse democratie gewelddadig omver te werpen, moet (…) met “nee” worden beantwoord.’ Omdat de orthodoxe moslims niet ‘als groep klaarstaan’ om met machinegeweren en raketwerpers het Binnenhof, Paleis Soestdijk en Hilversum te bestormen is er volgens de onderzoekers geen sprake van een bedreiging voor de democratie.
De nieuwe impliciete definitie van de onderzoekers van een bedreiging voor de democratie is dat alleen een groep die de mogelijkheden heeft om op korte termijn een staatsgreep te plegen de democratische rechtsstaat kan bedreigen. Daarmee wijken zij niet alleen af van hun eerdere definitie, maar ook van wat de salafisten zelf denken. De salafisten zien zelf namelijk meerdere manieren om hun doel – het afschaffen van de democratische rechtsstaat – te bereiken. Vanwege dit verschil van mening over hoe orthodoxe moslims precies een einde kunnen maken aan de democratie, ontstaan de drie groepen salafisten die door het rapport onderscheiden worden: apolitiek, politiek en jihadistisch. Deze drie stromingen verschillen van mening over de middelen om de democratische rechtsstaat te vernietigen, maar zij streven wel alle drie ditzelfde doel na
1. De apolitieke salafisten ‘zijn felle tegenstanders van de democratie’ (p.20). ‘Ze zijn ervan overtuigd dat de islamitische staat van onderaf opgebouwd moet worden, door middel van da’wa [bekering, YS], kennisvergaring en opvoeding.’ (p. 20) ‘De term “apolitiek” kan voor verwarring zorgen, doordat ook deze salafi’s een ideaal nastreven waarbij zij menselijke wetten als inferieur beschouwen aan de wetten van Allah. Ook zien zij de islam als een holistisch kader dat alle sectoren van het menselijk bestaan bepaalt en ordent, dus ook het politieke bestel.’ (p. 21)
2. De politieke salafisten beschouwen de democratie als een trein die je brengt naar de gewenste bestemming: de islamitische heilstaat. Politieke salafisten willen gebruikmaken van democratische instituties om politieke macht te verkrijgen. Wanneer zij die macht eenmaal hebben, kunnen de verworvenheden van de democratische rechtsstaat langzaam vervangen worden door de wetten van de islamitische heilstaat. (p.21)
3. De jihadisten ‘geloven dat de verdragen met de “ongelovige landen”, zoals Nederland verbroken zijn en dat daarom geweld, ongehoorzaamheid aan de wet en verzet toegestaan zijn.’(p.21) In Nederland heeft het Jihad-salafisme zich niet georganiseerd in moskeeën en organisaties. Jihadistische opvattingen komen voor in informele netwerken en onder enkele individuen die moeilijk zichtbaar zijn.’ (p. 22)
3. De jihadisten ‘geloven dat de verdragen met de “ongelovige landen”, zoals Nederland verbroken zijn en dat daarom geweld, ongehoorzaamheid aan de wet en verzet toegestaan zijn.’(p.21) In Nederland heeft het Jihad-salafisme zich niet georganiseerd in moskeeën en organisaties. Jihadistische opvattingen komen voor in informele netwerken en onder enkele individuen die moeilijk zichtbaar zijn.’ (p. 22)
De drie stromingen zijn ‘modelmatig’, schrijven de onderzoekers, ‘de scheidslijn is niet altijd duidelijk te trekken’ (p.23). Een apolitiek salafist kan vrij makkelijk van strategie veranderen en zich aansluiten bij het politiek salafisme of bij het jihadisme.
Centraal in alle drie de vormen van het salafisme staat met andere woorden de verachting voor de democratische rechtsstaat en het streven om deze te veranderen in een islamitische theocratie. In het bepalen van wat een ‘bedreiging voor de democratie’ is, concentreren de onderzoekers zich op de middelen, terwijl het logischer lijkt zich om zich te concentreren op de doelen die de aanhangers van deze ideologieën willen bereiken. Stel dat nazistische groepen niet massaal klaar zouden staan om de Nederlandse democratie gewelddadig omver te werpen. Stel dat er misschien wat nazistische groepjes en individuen zijn die in het verborgene dergelijke fantasieën koesteren, maar stel dat het overgrote deel – evenals de salafisten - inziet dat dit in Nederland op dit moment geen haalbaar streven is. Met de door de onderzoekers gebruikte criteria zou je in dat niet geheel denkbeeldige geval ook moeten concluderen dat het nazisme geen bedreiging vormt voor de democratie. Toch zou het NRC Handelsblad een krantenkop met de strekking ‘nationaal-socialisme vormt geen bedreiging voor de democratie’ nooit plaatsen. De reden hiervoor is dat het volkomen duidelijk is dat het nationaal-socialisme een politieke ideologie is die de democratie tracht te vernietigen, en dat ideologieën met een dergelijk doel in potentie een bedreiging vormen voor de democratie.
Hoe groot is nu de acute dreiging die uitgaat van de salafisten voor de democratie? Dat is afhankelijk van hun dreigingsmacht. Vaak wordt daarbij alleen gekeken naar aantallen. Veertigduizend tot vijfenzestigduizend mensen is slechts 0,7 procent van de Nederlandse bevolking, wordt dan gezegd. Dat is een stuk kleinere groep dan die op de PVV van Wilders heeft gestemd. Van zo’n kleine groep kan daarom geen dreiging uitgaan. Dit is om twee redenen een vergissing. Ten eerste kan van een radicale en gewelddadige minderheid zo’n dreiging uitgaan dat de meerderheid besluit om sommige dingen - zoals het tekenen van de profeet Mohammed, het openlijk uiten van homoseksuele gevoelens, het openlijk dragen van een keppel of het openlijk niet dragen van een hoofddoek - maar niet meer te doen. Ten tweede is het in een geglobaliseerde wereld, waarin 1 miljard moslims wonen niet meer zinvol om over minderheden te spreken op het niveau van de natiestaat. Zoals de cartoonrellen hebben aangetoond, kan een kleine islamitische minderheid op het nationaal niveau soms rekenen op de gewelddadige steun van een omvangrijke islamitische groep op het niveau van de wereld..
Ook is het een vergissing om te stellen dat Geert Wilders’ PVV de echte dreiging voor de democratie zou zijn. Wilders is weliswaar vaak grof, beledigend en ongenuanceerd, maar hij is wel een democraat. Voor zover Wilders discriminerende wetgeving wil invoeren ten opzichte van moslims, doet hij dat met het oogmerk om de tolerantie in de samenleving jegens andersdenkenden te beschermen, niet met het doel intolerantie te bevorderen. Het is niet zo dat PVV-aanhangers een ander ‘frame’ gebruiken dan PVV-bestrijders. Beide hebben het over het belang van tolerantie en vrijheid en beide onderschrijven het belang van de lessen uit de Tweede Wereldoorlog. Alleen zien PVV-aanhangers radicale moslims als een bedreiging voor de democratie, de tolerantie en de vrijheid, terwijl PVV-bestrijders rechtspopulisten zien als een bedreiging voor de democratie, de tolerantie en de vrijheid. In het ‘frame’ van de salafisten daarentegen zijn democratie, tolerantie, vrijheid en de lessen van de Tweede Wereldoorlog helemaal geen intrinsiek waardevolle zaken. Integendeel.
De onderzoekers van het IMES laten met de wijze waarop zij hun onderzoek presenteren zien dat zij tot de PVV-bestrijders horen. Hun onderzoek dient een politiek doel: het moet uitleggen waarom de PVV-aanhangers wetenschappelijk gezien ongelijk hebben en de PVV-bestrijders wetenschappelijk gezien gelijk. De onderzoekers, zo schrijven zij zelf op de site van het IMES, ‘weerleggen de stelling dat de orthodoxe Islam een politieke ideologie zou zijn die de Nederlandse democratie onderuit wil halen.’ Als dit waar zou zijn, zou dat natuurlijk geweldig nieuws zijn voor al diegenen die het rechts-populisme van Wilders’ PVV willen bestrijden. Maar helaas voor de PVV-bestrijders wordt dit helemaal niet weerlegd in het rapport waarin geschreven staat dat ‘een overtuiging die islamitisch extremisme kenmerkt en ook samengaat met orthodoxie’, het idee betreft ‘dat het nastreven van een goddelijke samenleving een plicht is die alle middelen heiligt, inclusief geweld.’ (p. 294)
Het probleem is hier niet alleen dat de wetenschap wordt gebruikt om politiek te bedrijven. Erger is dat de waarheid – de politieke ideologie van de salafisten vormt een bedreiging voor de democratie - door ‘wetenschappers’ wordt afgedaan als een illusie. Het gevaar wat dreigt van de hetze tegen mensen als Fortuyn, Hirsi Ali en Wilders is dat de dragende instituties van onze democratische rechtsstaat - een evenwichtige journalistiek, een onafhankelijke rechtspraak en een objectieve wetenschap - hun onbevooroordeelde karakter opofferen aan een tot mislukken gedoemde strijd tegen islamcritici. Wat de IMES-onderzoekers hadden moeten zeggen, is dat uit hun onderzoek geconcludeerd kan worden dat er op dit moment geen acute dreiging van het salafisme voor het voortbestaan van de Nederlandse democratie en rechtsstaat uitgaat. Dan had ik minder problemen gehad met de conclusies van dit rapport, al had er dan wel serieuze aandacht besteed moeten worden aan wat ‘dreigingsmacht’ precies is.
Dit soort wetenschappelijke fraude -want zo mag je het toch wel noemen- komt meer voor en heeft mijn speciale aandacht. Ik wil er volgend jaar een boek over laten verschijnen.
BeantwoordenVerwijderenFrans Groenendijk, www.islamofobie.nl
Beste Yoram,
BeantwoordenVerwijderenKun je de stelling/aanname onder 3 onderbouwen met feiten i.p.v. "Het moge duidelijk zijn dat predikers en aanhangers...". Wie zijn deze predikers en aanhangers? Zijn dat alle moslims die volgens een definitie aanhangers zijn van het Salafisme, of zijn hierin nuances aan te brengen? Waaruit blijkt nauw precies dat iets 'duidelijk' is of ga je hierbij uit van wat jij denkt dat iedereen denkt? En wat denkt iedereen dan? Heb je hierna onderzoek gedaan als wetenschapper? Voor een afgestudeerd politicoloog verwacht ik toch een duidelijker opbouw van een betoog of een reactie op een onderzoeksrapport van een gerenommeerd instituut. Als het laatste volgens jouw inzichten niet aan de orde is (dus de door jouw aangehaalde wetenschappelijk instituut IMES) dan stel ik voor dat je ook hiervoor argumenten aandraagt die wetenschappelijk falsifieerbaar zijn. Mocht je de theorie van Karl Popper in het voorgaande niet van toepassing achten dan ben ik benieuwd uit welk vaatje je dan tapt.