dinsdag 10 juli 2012

Jongensbesnijdenis is geen verminking, ook niet volgens de Keulse rechter

Vandaag stond er in de VK een opiniestuk van Ron Ritzen: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3284056/2012/07/10/Religieuzen-worden-juist-te-veel-ontzien.dhtml. Ritzen neemt het daarin op voor de Keulse rechter die jongensbesnijdenis als een vorm van kindermishandeling heeft aangemerkt. Tegelijkertijd probeerde Ritzen de argumenten die ik eerder in de VK publiceerde (http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3281704/2012/07/04/Wie-blind-is-voor-de-voordelen-van-religie-kan-alleen-maar-boos-worden-over-zoveel-achterlijkheid.dhtml) tegen de beslissing van deze rechter te weerleggen. Daar slaagde hij naar mijn mening bepaald niet in. Ik ga hier even kort drie punten van kritiek van de heer Ritzen af, en leg uit waarom zij hun doel missen.


Punt 1. Volgens de heer Ritzen verzwijg ik het belangrijkste argument van de rechter. De rechter zou zijn oordeel baseren op het door de Duitse wet gegarandeerde grondrecht dat een kind gevrijwaard blijft van verminkingen. Wat hier niet aan klopt, is dat niet alleen een kind het recht heeft om niet verminkt te worden, maar dat ditzelfde recht evengoed voor volwassenen geldt. Zo mag een arts bijvoorbeeld niet je arm eraf zagen, omdat je dat mooier vindt staan. Een arts mag zelfs je kleine teen niet amputeren, ook niet als je als volwassen man tegen de dokter zegt dat je geloof je dit dwingend voorschrijft. De Keulse rechter staat in zijn vonnis nadrukkelijk echter wel toe dat een volwassen man uit vrije wil ervoor kiest om zijn voorhuid te laten verwijderen. Hieruit blijkt wel dat er van verminking geen sprake kan zijn. Want als er sprake van verminking zou zijn bij een operatie waarbij de voorhuid weggehaald wordt, dan zou dat ook voor volwassenen verboden moeten zijn.


Punt 2. Volgens de heer Ritzen maak ik een karikatuur van de opvattingen van de rechter over opvoeding. Deze zou niet vinden dat kinderen volkomen vrij gelaten moeten worden totdat zij de volwassen leeftijd hebben bereikt, waarop zij zelf kunnen kiezen. Opnieuw gaat het hier om de vraag wat nu eigenlijk het beslissende argument is van de rechter: vindt hij de brit milla een vorm van verminking (optie A) of vindt hij dat ouders niet het recht hebben om een dergelijke ingrijpende beslissing te nemen (Optie B). Zoals we net gezien hebben bij punt 1 vervalt Optie A omdat als jongensbesnijdenis een vorm van verminking zou zijn dit verboden zou moeten worden op iedere leeftijd. Dan blijft over: optie B, en dan rijst de vraag waarom de rechter vindt dat een opvoeding in de lijn van een eeuwenoude religieuze traditie (die ook al eeuwenlang getolereerd wordt in landen als Nederland en Duitsland) een grotere inbreuk maakt op de vrijheid van het kind dan andere zaken die een opvoeder over een kind beslist. Ik kan mij dan nog steeds niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ten aanzien van levensbeschouwing het naïeve standpunt koestert dat mensen hun kind levensbeschouwelijk neutraal kunnen opvoeden.


Punt 3. Volgens de heer Ritzen stel ik ten onrechte dat deze beslissing van de Keulse rechter past in de anti-religieuze mode die met name sinds 11 september 2001 zou zijn gaan overheersen. Zijn argument hiervoor is dat de wet, die kinderen beschermt tegen verminking, waar de rechter zich op beroept van vóór 2001 was, en zelfs al wortels heeft in een wet van 1957. De vraag die dan rijst, is waar komt de plotselinge ophef over religieuze praktijken die al heel lang getolereerd worden dan vandaan? Waarom moet de SGP ineens worden aangepakt, de rituele slacht, de weigerambtenaar? En waarom is in Duitsland die wet uit 1957 niet al veel eerder toegepast om de jongensbesnijdenis tegen te gaan? Dit heeft natuurlijk - in weerwil van wat de heer Ritzen zegt - alles te maken met de onaangename ontdekking op 11 september 2001 dat er zich in de West-Europese samenlevingen groepen moslims bevonden die terrorisme toejuichten of nog veel verder gingen en zelfs bereid waren te sterven teneinde burgers uit westerse samenlevingen te doden. Die burgers, waaronder 'fatsoenlijke mensen' als de heer Ritzen, hebben daaruit niet de conclusie getrokken dat zij in oorlog zijn met fanatieke aanhangers van de politieke islam. Dat zou immers rieken naar racisme en islamofobie. Nee, zij hebben daaruit de 'beschaafde' conclusie getrokken dat alle religies even achterlijk zijn, en dat wij in onze samenlevingen in de eerste plaats maar eens flink ten strijde moesten trekken tegen het jodendom en het christendom, religies waar onze cultuur en moraal op gebouwd is, om zo te verzwijgen dat het eigenlijk allemaal om de moslims en de islam te doen is.      


Punt 4. Aan het einde van zijn artikel stelt de heer Ritzen dat het recht van het kind om niet lichamelijk verminkt te worden staat tegenover de joodse traditie. Hij stelt dan vervolgens de retorische vraag waarom de mensenrechten zouden moeten wijken. Voor de islamitische traditie kan ik niet spreken, maar wat betreft de britt milla in de joodse traditie is er hier sprake van een valse tegenstelling. Het weghalen van de voorhuid is geen verminking, maar valt eerder te vergelijken met het prikken van gaatjes in de oren van een dochtertje, zodat zij oorbellen kan dragen.

Concluderend kunnen we stellen dat de fundamentele fout in het artikel en het denken van de heer Ritzen te maken heeft met zijn vooronderstelling dat jongensbesnijdenis een vorm van verminking is. Als dat waar zou zijn, zou hij het gepleit gewonnen hebben, want iedereen is tegen het verminken van kinderen, maar ook tegen het verminken van volwassenen, zelfs tegen het verminken van dieren. Zoals de uitspraak van de rechter laat zien, vindt de rechter jongensbesnijdenis echter geen vorm van verminking, want anders zou hij het niet toestaan op latere leeftijd. 

9 opmerkingen:

  1. Yoram,

    welswaar is jouw insteek en die wel hout lijkt te snijden, maar er is een ding die de boel laat rammelen. En dat is -helaas dat ik het moet constateren- het geloof. Je vergeet gemakshalve dat, om iemand een geloof te laten belijden, het zinnig is dat de persoon eerst alle opties kan afwegen. Kinderen kunnen dat niet; ouderen zoals jij meestal wel.

    Ergo, het is mishandeling van een kind, aangezien hij (of zij for the matter) wilsombekwaam is op dat moment.

    Zelf ben ik opgevoed van huis uit dat ik zelf mag bepalen of ik ergens in geloof of niet; ik ben dan ook tot ergens in de 20 "exposed" aan het geloof. Noit gedwongen; zelf de keus gemaakt dat in mijn optiek jahwe, god, of wat dan ook (je moet voorzichtig zijn, sommigen snijden immers niet je voorhuid af, maar je hoofd).

    ik zou het respectvol vinden van elk geloof om dit soort lichamelijke integriteits-beslissingen over te laten aan de persoon die het gaat ondergaan.

    Dat respect toon je in ieder geval niet naar jouw eventuele kinderen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Reactie op punt 1. U schrijft: “Volgens de heer Ritzen verzwijg ik het belangrijkste argument van de rechter.” Dat is onjuist. Ik schrijf niet dat dit het belangrijkste criterium is. Dat lijkt misschien wat op muggenziften, maar dit soort bepalingen dient men in onderlinge samenhang te lezen met andere relevante bepalingen.
    U schrijft: “De rechter zou zijn oordeel baseren op het door de Duitse wet gegarandeerde grondrecht dat een kind gevrijwaard blijft van verminkingen. Wat hier niet aan klopt, is dat niet alleen een kind het recht heeft om niet verminkt te worden, maar dat ditzelfde recht evengoed voor volwassenen geldt.” Dat is onjuist. Art. 1631 BGB ziet specifiek op het recht van kinderen om gevrijwaard te blijven van straffen etc. Die bepaling is onderdeel van titel 5 en die gaat over de rechten en plichten van ouders m.b.t. de zorg van hun kinderen.
    “De Keulse rechter staat in zijn vonnis nadrukkelijk echter wel toe dat een volwassen man uit vrije wil ervoor kiest om zijn voorhuid te laten verwijderen. Hieruit blijkt wel dat er van verminking geen sprake kan zijn. Want als er sprake van verminking zou zijn bij een operatie waarbij de voorhuid weggehaald wordt, dan zou dat ook voor volwassenen verboden moeten zijn.” Wederom onjuist. En dit is het elegante aan de oplossing van de rechter. Voor u is de ingreep geen mishandeling; voor een aantal anderen is de ingreep wel mishandeling. Dat is een dilemma, waarbij de rechter vaststelt dat een keuze voor besnijdenis nu onomkeerbaar is. Daarom stelt hij voor dit punt uit te stellen. Een volwassene kan vervolgens dan een keuze maken. De keuze voor besnijdenis op dit tijdstip is een recht dat voortvloeit uit het zelfbeschikkingsrecht van volwassene. Dat zelfbeschuikkingsrecht is dan in dit verband een rechtvaardigingsgrond.
    Uw argumentatie (bij volwassenen is het geen mishandeling, dus bij kinderen kan het ook geen mishandeling) gaat ten onrechte volledig voorbij aan dit punt. Overigens klopt uw argumentatie ook vanuit een andere optiek niet. Vergelijk het boksers. In de ring is het uitdelen van een klap geen onrechtmatige daad (mits de vechtenden zich aan de spelregels houden). Volgens uw redenering kan een klap buiten de ring dan evenmin een onrechtmatige daad opleveren. Dat voorbeeld laat zien dat uw redenering onjuist is.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Reactie op punt 2. U schrijft: “Volgens de heer Ritzen maak ik een karikatuur van de opvattingen van de rechter over opvoeding. Deze zou niet vinden dat kinderen volkomen vrij gelaten moeten worden totdat zij de volwassen leeftijd hebben bereikt, waarop zij zelf kunnen kiezen. Opnieuw gaat het hier om de vraag wat nu eigenlijk het beslissende argument is van de rechter: vindt hij de brit milla een vorm van verminking (optie A) of vindt hij dat ouders niet het recht hebben om een dergelijke ingrijpende beslissing te nemen (Optie B).” Uw redenering klopt niet: zie mijn commentaar op punt 1. U stelt dat Optie A vervalt, want als jongensbesnijdenis een vorm van verminking zou zijn, dan zou dit verboden moeten worden op iedere leeftijd. Zoals gezegd, u miskent het zelfbeschikkingsrecht dat volwassenen hebben. Met name jonge kinderen kunnen dat recht niet adequaat uitoefenen. (Daarom hebben ouderen de plicht om voor hun kinderen te zorgen.) Juridisch gezien: er zijn rechtvaardigingsgronden die aan de handeling het wederrechtelijk karakter ontnemen. Eén daarvan is de toestemming door de betrokkene. (Zie ook: A.-G., rechtsoverweging 22 in de uitspraak van de Hoge Raad, 5-7-2011; vindplaats BQ6690)
    U schrijft: “…dan rijst de vraag waarom de rechter vindt dat een opvoeding in de lijn van een eeuwenoude religieuze traditie (die ook al eeuwenlang getolereerd wordt in landen als Nederland en Duitsland) een grotere inbreuk maakt op de vrijheid van het kind dan andere zaken die een opvoeder over een kind beslist. Ik kan mij dan nog steeds niet aan de indruk onttrekken dat de rechter ten aanzien van levensbeschouwing het naïeve standpunt koestert dat mensen hun kind levensbeschouwelijk neutraal kunnen opvoeden.” Aan de indruk onttrekken dat….? U plaatst de uitspraak van de rechter in de context van ‘achterlijkheid’ en ‘eindeloos ridiculiseren’ en zijn uitspraak zou getuigen van naïviteit. Helaas hanteert u een onjuist dichotomie door te vooronderstellen dat waardenoverdracht en het maken van autonome keuzes op gespannen voet met elkaar staan. De Nijmeegse school (van de – toen nog - Katholieke universiteit) heeft in de jaren tachtig en negentig laten zien dat – vanuit een ontwikkelingstheoretisch perspectief – die twee elkaar niet bijten. Aanmatigend om het standpunt van de rechter dus maar naïef te noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Reactie op punt 3. “Volgens de heer Ritzen stel ik ten onrechte dat de beslissing van de Keulse rechter past in de anti-religieuze mode die met name sinds 11 september 2001 zou zijn gaan overheersen. Zijn argument hiervoor is dat de wet, die kinderen beschermt tegen verminking, waar de rechter zich op beroept van vóór 2001 was, en zelfs al wortels heeft in een wet van 1957. De vraag die dan rijst, is waar komt de plotselinge ophef over religieuze praktijken die al heel lang getolereerd worden dan vandaan?” Uw argumentatie is andermaal onjuist. Omdat er nu ophef is, moet de uitspraak van de rechter dus gezien worden in de context van een anti-religieuze mode. Dat is m.i. een indirecte persoonlijke aanval. Die is enkel legitiem als de rechter bizarre of volstrekt ongeldige argumenten zou gebruiken. Maar doet deze rechter dit? Nog los van de vraag of met deze argumentatie instemt, kunt u niet zeggen dat zijn hele redenering bizar of volstrekt inconsistent en onbegrijpelijk is. Vandaar mijn verwijt aan u. (Zie verder mijn commentaar op uw brief in de Volkskrant van vandaag.)

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Reactie op punt 4. U schrijft: “Aan het einde van zijn artikel stelt de heer Ritzen dat het recht van het kind om niet lichamelijk verminkt te worden staat tegenover de joodse traditie. Hij stelt dan vervolgens de retorische vraag waarom de mensenrechten zouden moeten wijken.” Andermaal onjuist.
    Mijn vraag is waarom die moet prevaleren. Dat is geen retorische vraag. Wie dit afdoet als een retorische vraag, geeft daarmee te kennen dat het niet nodig is om die vraag te beantwoorden. De vraag is inhoudelijk beantwoord door de Keulse rechter. U daarentegen geeft geen antwoord op de vraag.

    Dan uw slotopmerking: mijn vooronderstelling dat hier sprake is van verminking. Hiermee geeft u te kennen dat u de redenering van de rechter – die ik inderdaad volg – gewoon niet begrijpt. Zijn voorstel om het ritueel uit te stellen haalt hij de angel uit het dilemma; een angel die u er met alle retorische trucjes erin wenst te houden. De rechter zegt, anders dan u beweert, noch dat besnijdenis altijd verkeerd is of altijd goed is.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Geachte heer Ritzen,

    Dank u wel voor uw uitvoerige reactie. U bent jurist, ik ben het niet. Juristen zijn goed in het strijden met woorden, filosofen zijn eigenlijk beter in het zich verwonderen en het stellen van vragen die anderen niet stellen, omdat zij bijvoorbeeld niet goed bij de tijdgeest passen. Veel zaken die u stelt, lijken mij waar en zinnig, ik vond bijvoorbeeld de analogie met de bokser verhelderend en interessant. Ook was ik natuurlijk prettig verrast om te lezen dat u het met mij eens bent wat betreft mijn belangrijkste punt: de rechter heeft de circumcisie niet als "verminking" veroordeeld. Dat idee kreeg de argeloze lezer wellicht wel bij het lezen van uw artikel in de Volkskrant. Verder lijkt het mij een goed idee om wat minder te proberen om de discussie te winnen, en wat meer te proberen om naar elkaar te luisteren en elkaar te begrijpen. Misschien is dit een idee voor een nieuw weblog? In plaats van drogredeneringen van anderen aan te wijzen en te fileren, kunt u dan op zoek gaan naar wat er aan goedheid, waarheid en schoonheid in de redeneringen van anderen te vinden valt.

    Hoogachtend,
    Yoram Stein

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Yoram, als je zelf je reactie op de heer Ritzen introduceert met:

    "Ik ga hier even kort drie punten van kritiek van de heer Ritzen af, en leg uit waarom zij hun doel missen."

    is het dan niet flauw / hypocriet om vervolgens de daarop gegeven reactie van de heer Ritzen aldus te bekritiseren in je slotzin?

    "In plaats van drogredeneringen van anderen aan te wijzen en te fileren, kunt u dan op zoek gaan naar wat er aan goedheid, waarheid en schoonheid in de redeneringen van anderen te vinden valt."

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Ticobas, daar heb je wel gelijk in, maar ik maak er geen levenswerk van, want dat lijkt mij niet best voor mijn karakter.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Geachte heer Stein,

    Graag gedaan. Ik zie dit eerlijk gezegd niet als een kwestie van winnen. Ik vind - in alle oprechtheid - dat de Keulse rechter een integere poging heeft gedaan om twee aanspraken (vrijheid van godsdienst enerzijds en onschendbaarheid van lichaam anderzijds) op een genuanceerde wijze af te wegen. En dit mis ik tot nu toe bij de kritiek op zijn uitspraak. Men beroept zich op vrijheid van godsdienst en verder niets. Die rechter erkent die kant van het verhaal, maar 'doet ook iets' met de aanspraak die voortvloeit uit het andere grondrecht. Hij probeert een maatschappelijk dilemma op te lossen. Het verwijt van juristerij (door Graumann o.a.) vind ik dan ook uitermate unfair.
    Ik ben met dit onderwerp al langer bezig (zie mijn kritiek op Heleen Mees m.b.t. het onderwerp besnijdenis) en wellicht kunnen we daar in de toekomst iets mee. Maar ik vrees dat ik voornamelijk op argumentatief gebied iets te melden heb (voor zover ik al iets te melden heb). Ik kan me voorstellen dat u dit niet zo aanspreekt.
    Wat schoonheid in redeneringen betreft, kan ik u wel geruststellen ;) Ik ben (al tijden) bezig om een overzicht te maken van - in mijn ogen - mooie redeneringen in de wijsbegeerte. Ik denk daarbij aan argumentaties van Winch, Quine, Rescher. Daar zit een aantal juweeltjes tussen. Maar ik heb daarvoor (heel veel) tijd nodig.
    Met vriendelijke groet, Ron

    BeantwoordenVerwijderen