Het interview dat ik in 2000 met Harry Mulisch had, ter gelegenheid van Jean Paul Sartre’s twintigste sterfdag.
Harry Mulisch over Sartre
Opgetekend in de werkkamer van Mulisch, nabij Leidseplein en Hotel Américain:
‘Sartre is een van de belangrijkste figuren van de twintigste eeuw. Hij heeft veel meer betekend dan die andere Franse intellectuelen. Foucault, Derrida en noem ze maar op zijn van een ander kaliber. Ik heb die jongens niet gelezen hoor, maar dat is op zichzelf al een veeg teken. Ik kan namelijk ruiken of iets goed is.
Camus is natuurlijk een sympathiekere, meer D66-achtige man. Hans van Mierlo is dan ook een groot bewonderaar van Camus. Maar ik vind dat niet het kaliber van een Sartre. Het is wat mij betreft niet krankzinnig genoeg.
Simone de Beauvoir kan ik niet zo goed lezen. Sartre en De Beauvoir hadden een rare verhouding. Ondertussen had hij honderden vriendinnen of duizenden. De prediking van de vrije liefde heeft Sartre geen windeieren gelegd. Ach, ieder moet op zijn manier zalig worden. Als iemand met honderd vrouwen naar bed wil en de kans krijgt – want niet iedereen kan het, daar moet je namelijk ook een gave voor hebben – en hij doet die vrouwen niets aan, wat is daar dan tegen?
Voordat ik ‘La Nausée’ (‘De Walging’) las was ik gewend aan een verhaal, zoiets als een televisieprogramma, maar dit boorde ineens allerlei filosofische lagen aan. Niet dat ik die in mijn werk ging aanbrengen, omdat ik dat bij Sartre gelezen had. Het was al mijn neiging. Toen ik op mijn twintigste ‘Walging’ las kreeg ik alleen een kleine schok van herkenning.
De filosofie sprak me erg aan. Ik heb heel zijn werk gelezen. ‘L’être et le Néant’ (Het Zijn en het Niet, proeve van een fenomenologische ontologie’) vond ik een beetje een vormeloos boek. Ik ben veel strenger in de vorm. Dat praat maar door, terwijl een filosoof die mij echt ligt veel systematischer is, zoals Kant of Hegel. Hegel heeft het grootste bouwwerk van woorden in de geschiedenis gemaakt. Dat bewonder ik. De vraag of het waar is of niet kan me dan werkelijk geen bal schelen. Het is net zoiets als de katholieke kerk. God bestaat niet, maar de paus en de kerk wel, en die vind ik prachtig. Verder heeft Sartre een paar heel hygiënische dingen geschreven, zoals ‘Réflexions sur la question Juive’ (‘Portret van een Antisemiet’). De verhalen, de toneelstukken van hem vond ik allemaal goed, 'Les Chemins de la Liberté’ (‘De Wegen der Vrijheid’) weer minder. Korte dingen vond ik eigenlijk het beste, zowel literair als filosofisch.
In ’68 tijdens de beroemde revolutie in Parijs heb ik Sartre een keer gezien. Het was een leuke toestand daar. Er gebeurde van alles, straatgevechten en zo. Ik heb ontzettend veel plezier gehad. Samen met Mary McCarthey zat ik op een gegeven moment in een theater aan de Sorbonne waar allemaal mensen bijeengekomen waren om de gebeurtenissen te bespreken. Het was er stampvol. Mary McCarthey ging op een van de stoelen op de bühne zitten, maar toen werd er meteen geroepen: ‘Geen persoonlijkheden.’ Door daar te gaan zitten leek het alsof zij belangrijk was en dat mocht niet, want het ging juist om de gelijkschakeling van alle mensen. We gingen dus maar op de grond zitten.
En toen zag ik hoe Sartre, bevend van de emoties, door een paar sterke jongens werd opgepakt en over de mensen heen werd gedragen. Een prachtig gezicht. Ze zetten hem op een stoel op het toneel waar hij een korte toespraak hield. Hij zei dat hij hier niet gekomen was om hen te vertellen hoe het moest. De reacties waren niettemin mat, want ook Sartre was natuurlijk een persoonlijkheid en bovendien een oudere man uit een andere tijd.
Als er nu zoiets is als Szrebenica, denk ik nog steeds wel eens: ‘Wat zou Sartre ervan gevonden hebben?’ Aan de andere kant zei zijn politiek mij niet zo veel. Hij werd op een gegeven moment maoïst. Niet helemaal mijn genre. Hij ging zich ineens heel anders kleden. Hij zag er altijd heel keurig uit, in een pak en een das. Opeens had hij dan rare truitjes. Haha. Maoïstisch.
Steunde hij verkeerde regimes? Wat was het goede dan? De Amerikanen? Nee, die Amerikanen waren perfect in de Tweede Wereldoorlog, maar zaten faliekant fout in Vietnam. Naderhand werden zij weer beter. Natuurlijk was ik links toen. Je moest opeens anticommunist worden, omdat het Koude Oorlog was. Nou, ik kon niet vergeten dat er zo’n twintig miljoen Russen ook voor mijn vrijheid gestorven waren. Dus daar ging ik niet in mee.
Ik heb nooit achter iemand aangelopen, ook niet achter Fidel Castro of Marx. Ik had Marx niet nodig. Ik heb mijn theorieën altijd zelf bedacht. Bij Cuba moet je niet vergeten dat het een derdewereldland is. Dat kun je niet vergelijken met Nederland. Zeker destijds moest je dat vergelijken met de toestand in Bolivia of Paraguay waar de bloedhonden aan de macht waren. Dat regime van Fidel Castro was toen echt een bevrijding. In Cuba lag er niets in de etalages, maar de mensen hadden wel allemaal schoenen aan. In de meeste andere derdewereldlanden was het precies andersom. Nou, wat heb je dan liever?
Als Fidel zal worden weggevaagd, keert het racisme op Cuba terug en krijg je een apartheidsregime. De vluchtelingen naar Miami zijn blank, terwijl veertig procent van de Cubanen zwart is. Al die mensen die zo graag willen dat Fidel weg gaat, nemen ook de verantwoordelijkheid op zich voor het bloedbad dat daarna zal worden aangericht. Nou, tot die mensen behoor ik niet.
Ik schreef in Haarlem in het café, zoals Sartre. Eerst deed ik dat ook nog wel in Amsterdam, maar toen werd ik zo bekend dat het niet meer ging. Dan krijg je iets van ‘moet je die aansteller eens zien zitten’. Dat is de Hollandse Batavierenmentaliteit. Van die instelling heeft Sartre in Frankrijk nooit last gehad. Niettemin is het mij toch aardig gelukt een groot schrijver te zijn in dit land.’
Grappig om te lezen dat Mulisch geen interesse in waarheid heeft. Hij was een typische estheet of dandy, en geeft net als Oscar Wilde de voorkeur aan maskers boven je ware ('saaie') gezicht tonen. Waarheid moet niet de hoogste waarde zijn, dat was ook al de kritiek van Nietzsche op de westerse cultuur. Wie waarheid omwille van zichzelf nastreeft is een levensvijandige asceet. 'De wereld moet geremythologiseerd worden', heb ik Mulisch wel eens horen zeggen, als goed erfgenaam van de romantiek. We moeten een onderhoudend theater verschaffen waarin we onszelf for the time being weten te betoveren.
BeantwoordenVerwijderenVolgens mij is de waarheid helemaal niet saai, maar juist fascinerend en verrijkend. Maar misschien hebben we gewoon een verschillend temperament.